Met verhalen en oefeningen
In de Kanjertraining ligt de nadruk op gedrag: er zijn grofweg 3 typen gedrag in een groep te zien: de sfeermaker met humor en gezelligheid; de Aap (rode pet), de zorgzame en oplettende helper: het Konijn (gele pet) en de krachtige leider: de Adelaar (zwarte pet). Kinderen gedragen zich, net als volwassenen, verschillend in verschillende situaties. Je bént dus geen gedragstype, maar je gedraagt je afwisselend als Aap, Konijn of Adelaar.
Dan is er ook nog de witte Kanjerpet. Die staat voor dicht bij jezelf blijven. Als je van jezelf een opgeruimd karakter hebt en van grapjes maken houd, dan heb je als het ware ‘op je witte pet’ de rode pet staan. Als je van jezelf graag anderen in hun kracht zet en zelf wat op de achtergrond mag blijven; dan staat ‘op je witte pet’ de gele -. Pak je graag de regie en heb je goede ideeën; dan heb je ‘op je witte pet’ de zwarte pet staan.
Het wordt anders als je gedrag niet past bij je karakter. As je geen witte pet draagt onder de rode -; dan wordt je gedrag clownesk en storend. Als je geen witte pet draagt onder de gele -; dan duik je in een slachtofferrol. Als je geen witte pet draagt onder de zwarte -; dan gedraag je je bazig en dominant.
We leren onze leerlingen gedrag te herkennen door dit te oefenen in rollenspellen. Dat begint al bij de kleuters, al zijn kinderen pas vanaf hun 9e levensjaar in staat om zich in een ander te verplaatsen en hun eigen invloed op groepsdynamiek op waarde te schatten.